Office 2010 - Access

Les 6: Een database maken (1)

6/76 Lessen 

Een Relationele database

Je zou een database kunnen beschrijven als een verzameling van gegevens, bijvoorbeeld een telefoonboek of een adressenbestand.
Maar voor het maken van zo een database, beter gezegd een kaartenbak, hebben we Access niet nodig, dit kunnen we in Excel ook door het maken van een tabel.

Maar wanneer we een database maken in Access, maken we een database die bestaat uit verschillende tabellen die met elkaar zijn verbonden.
Dit noemt men een Relationele database.

Een voorbeeld van een Relationele database is bijvoorbeeld een database voor een postorderbedrijf.
Dit bedrijf kan meerdere producten leveren aan één klant, en kan één product leveren aan meerdere klanten.
Mochten we al deze bestellingen ingeven in een kaartenbak, dan heb je gegevens die steeds worden herhaald. Zoals in de afbeelding hieronder, de naam en het adres van de klant.

8
De relationele database elimineert al deze overtollige data.
In een relationele database maken we meerdere tabellen.

9
Het enige wat je nu hoeft te doen, is een veld toevoegen met unieke gegevens aan de verschillende tabellen. Door dit uniek gegeven, kunnen we elk record herkennen in onze tabel.

Om een uniek gegeven in te voeren in een tabel, voeg we een “Primaire sleutel” in.

Een “Primaire sleutel” is een veld in de tabel met unieke gegevens.

We voegen dus voor elke tabel een “Primaire sleutel” in.
In onderstaande afbeelding is dat voor de tabel “Klanten” het veld “Klant ID”.
Voor de tabel “Bestellingen” is dat het veld “Nummer”.
En voor de tabel “Artikelen” is dit het veld “Artikel ID”.
De “Primaire sleutels” voor elke tabel worden in de afbeelding hieronder in het vet* weergegeven.

10
Dit voorkomt dat we tweemaal dezelfde klant hebben in de tabel “Klanten”, of tweemaal hetzelfde nummer hebben in de tabel “Bestellingen”, of tweemaal hetzelfde artikel hebben in de tabel “Artikelen”.

In de tabel “Bestellingen” voeg ik nog de velden met “Primaire sleutels” uit de overige twee tabellen toe. Dit om later deze drie tabellen met elkaar te kunnen verbinden.

Dus de velden “Klant ID” en “Artikel ID” worden toegevoegd aan de tabel “Bestellingen”.

Elke relatie bestaat uit een primaire tabel en een gerelateerde tabel.
De primaire tabel bevat meestal de primaire sleutel.
Zo is in onderstaand voorbeeld de tabel Klanten de primaire tabel, en de tabel Bestellingen de gerelateerde tabel.

11
In de tabel Klanten is de primaire sleutel “Klant ID” en in de tabel Bestellingen wordt het veld “Klant ID” wel toegevoegd, maar is dit geen primaire sleutel.

Dit betekent dat het veld “Klant ID” in de tabel Klanten slechts één keer kan voorkomen, maar in de tabel Bestellingen meerdere keren kan voorkomen.

En dat is juist wat we willen, we willen van één klant meerdere bestellingen.

Wanneer we het hebben over Relationele databases, hebben we drie mogelijke relaties:

  1. één-op-één relatie
  2. één-op-veel relatie
  3. veel-op-veel relatie

Een één-op-één relatie heb je wanneer het primaire veld uit de primaire tabel, slechts één gerelateerd veld heeft in de gerelateerde tabel. Beide velden zijn primaire velden.
Voorbeeld hiervan is, de klant heeft één privaat adres, en één facturatieadres.

12
De meest gebruikte relatie is de één-op-veel relatie, waar het primaire veld in de primaire tabel, meerdere gerelateerde velden kan hebben in de gerelateerde tabel.
Voorbeeld hiervan is dat één klant meerdere bestellingen kan plaatsen.

13
De derde relatie is de veel-op-veel relatie.
Om een veel-op-veel relatie te maken, moet je over een derde tabel beschikken (eventueel voeg je deze toe).
We noemen dit een tussentabel of een verbindingstabel.
Deze tussentabel splitst de veel-op-veel relatie op in twee één-op-veel relaties.
Met andere woorden, een veel-op-veel relatie zijn eigenlijk twee of meerdere één-op-veel relaties.
Je plaatst hiervoor de primaire sleutels uit beide tabellen in de tussentabel.

14

Formidabel U hebt Les 6 voltooid START VOLGENDE LES