3D-“Draaien”

Een tweede manier om een 3D-effect toe te voegen aan je object is door het draaien.

Wanneer je een object 3D-draait, dan trek je een pad of profiel in cirkelvormige richting rond de y-as, ook wel de draaias genaamd.

Aangezien de draaias verticaal vast staat, moet het pad dat je draait, slechts de helft van het uiteindelijk gewenste profiel hebben.

Een voorbeeld maakt dit duidelijk.
Ik heb een tekening gemaakt die uit twee objecten bestaat, een cirkel en een vierkant. Beiden zijn een beetje aangepast, maar het blijven twee objecten.
Nu heb je de mogelijkheid deze objecten te groeperen of niet.
Wanneer je deze hebt gegroepeerd, blijven deze als een object samen wanneer je deze hebt “gedraaid”.
Heb je ze niet gegroepeerd, dan kun je beide objecten na het draaien nog afzonderlijk verplaatsen.
Ik groepeer deze, anders had ik ook niet zo’n mooie tekening moeten maken, dan kon ik evengoed beide objecten afzonderlijk een 3D-vorm geven. Maar dit was even ter zijde.

Dus, hebben we beide objecten geselecteerd en gegroepeerd, dan klikken we de knop “Effect” in de menubalk, kiezen 3D in het drop-downmenu, en klikken “Draaien”.

Dit opent het dialoogvenster “Opties voor het Draaien in 3D”.
De opties in dit dialoogvenster zijn bijna net hetzelfde dan de opties van het dialoogvenster “Diepte geven en schuine kanten”, alleen heb je hier de opties “Hoek”, “Verschuiving”, en van welke rand deze verschuiving plaats heeft.

Met de optie “Hoek” stellen we het aantal graden (tussen 0 en 360) in om het pad te draaien.
Met de optie “Verschuiving” bepalen we de ruimte tussen de draaias en het pad.
Bijvoorbeeld om een ringvormig object te maken, kun je een waarde invoeren tussen 0 en 1000.
Maar je moet dit allemaal maar eens proberen, dan zie je wat het effect is.

Wat ik nog wil vermelden is dat wanneer je een 3D-vorm het gemaakt van een object, je deze vorm steeds kunt wijzigen door er ankerpunten aan toe te voegen of te verwijderen.
En deze, of hiervan de hendels, te verslepen.

 

Krabbelen

Een ander effect waar ik het even over wil hebben is het effect “Krabbelen”.
Je vindt dit effect onder de categorie “Stileren”.
Het mooie aan dit effect is dat je hiermee buiten de lijntjes kunt kleuren.

Om dit effect toe te passen selecteer je het object, je klikt “Effect” in de menubalk, je kiest “Stileren” en je klikt “Krabbelen. Ik heb trouwens eerst het effect “Afgeronde hoeken”, wat je vindt onder dezelfde categorie, toegepast op deze ster die ik had getekend, maar dit even terzijde.

Wanneer we dus hebben geklikt op het effect “Krabbelen” opent een dialoogvenster met verschillende opties.
Wanneer je een vooraf ingesteld krabbeleffect wil gebruiken, kies je er een uit het menu “Instellingen” bovenaan het dialoogvenster.
Wanneer je een aangepast krabbeleffect wil maken, begin je vanuit een willekeurige voorinstelling en wijzig je de Opties voor Krabbelen.

Met de optie “Hoek” regel je de richting van de krabbellijnen.
Met de optie “Overlap van pad” regel je de hoeveelheid krabbellijnen die binnen of buiten de grenzen van het pad blijven. Met een negatieve waarde houw je de krabbellijnen binnen de grenzen van het pad en met een positieve waarde laat je de krabbellijnen de grenzen van het pad overschrijden.
Met de optie” Variatie” naast het vak “Overlap van pad” regel je de lengteverschillen van de krabbellijnen ten opzichte van elkaar.
Met de optie “Lijnbreedte” regel je de dikte van de krabbellijnen.
Met de optie “Kromming” regel je hoeveel de krabbellijnen buigen voordat ze van richting veranderen.
Met de optie “Variatie” naast het vak ” Kromming” regel je hoe verschillend de curven van de krabbellijnen zijn ten opzichte van elkaar.
Met de optie “Tussenruimte” bepaal je de hoeveelheid ruimte tussen de bochten van de krabbellijn.
En met de optie Variatie naast het vak “Tussenruimte” bepaal je hoe verschillend de hoeveelheid ruimte is tussen de bochten van de krabbellijn.

Formidabel U hebt Les 40 voltooid START VOLGENDE LES