Office 2010 - Access

Les 14: Ontwerpweergave (3)

14/76 Lessen 

Veldeigenschappen (2)

Standaardwaarde

Wanneer je steeds dezelfde waarde moet herhalen in een veld, is het mogelijk hiervoor een standaardwaarde in te geven.

Bijvoorbeeld, het merendeel van onze albums staat op cassette.
Wanneer we cassette invullen in het veldeigenschappenvak “Standaardwaarde”, dan zal dit veld, in dit geval het veld “Type”, automatisch worden ingevuld met cassette.

Mocht het zijn dat je album toch op een ander media staat, typ je gewoon over deze tekst.

les14_image001

Validatieregel

Het veldeigenschappenvak “Validatieregel” gebruiken we één of meerdere regels die de gegevens die we in dit veld kunnen typen, bepalen.

Bijvoorbeeld, in het veld “Waarde” geven we de waarde 1, 2 of 3 in, afhankelijk hoe we het liedje vinden.

Willen we niet dat hiervoor een andere waarde wordt ingegeven, dan kunnen we hiervoor een regel instellen.
Eerst selecteren we uiteraard het vak “Waarde”.

Selecteer het veldeigenschappenvak “Validatieregel”
En klik de knop aan de rechterzijde van dit vak.
Dit opent het dialoogvenster “Opbouwfunctie voor expressie”.

les14_image002
In het bovenste vak van het dialoogvenster typ je 1, typ “Or”, typ 2, typ “Or”, en typ 3.
Waar er in de vorige versie van het dialoogvenster “opbouwfunctie voor expressies” nog een werkbalk stond, is deze in versie 2010 verdwenen, en dit vind ik jammer.
Weet je deze niet staan, ben je het beste dat je even op Google zoekt voor Access Expressions.

Wanneer je nu terug overschakelt op de “gegevensbladweergave”, en je probeert een andere waarde in te geven dan 1,2 of 3, verschijnt er een waarschuwingsvenster met de melding dat je enkel de waarden 1, 2, of 3 kunt ingeven.

Wens je als validatieregel tekst in te geven, typ je deze rechtstreeks in dit vak, plaats de tekst tussen aanhalingstekens. Bijvoorbeeld: “zeer goed” Or “goed” Or “slecht”.

Een voorbeeld hoe je de veldeigenschappen “Invoermasker” en “Validatieregel” samen gebruikt:
Bijvoorbeeld voor het veld “Locatie”.
Typ je in het vak “Invoermasker” bijvoorbeeld “Kast “0;0;_
En in het vak “Validatieregel” typen we “Kast 1” Or “Kast 2” Or “Kast 3”.

les14_image004

Sla de tabel op door te klikken op de knop “Opslaan” in de werkbalk “Snelle toegang”.
Schakel over naar de “Gegevensbladweergave”.
Het enige wat je nu moet ingeven in het vak “Locatie” is het nummer 1, 2, of 3. Het woord kast, plus de spatie worden automatisch toegevoegd.

Validatietekst

Het veldeigenschappenvak “Validatietekst” is de tekst die verschijnt in het waarschuwingsvenster, wanneer er een waarde ingegeven wordt die niet overeenstemt met de regel in het vak “Validatieregel”.

les14_image003

Formidabel U hebt Les 14 voltooid START VOLGENDE LES