Aanpassingslagen

Met een Aanpassingslaag passen we kleur- en toonaanpassingen toe op de afbeelding, zonder dat we de pixelwaarden van deze afbeelding permanent hoeven te wijzigen. Het leuke aan Aanpassingslagen is, dat je ze kunt wijzigen lang nadat je ze hebt toegepast. Dit maakt Aanpassingslagen de beste optie om kleur- of toonwijzigingen aan te brengen. Aanpassingslagen hebben standaard het effect op alle onderliggende lagen. Je hebt de mogelijkheid meerdere aanpassingslagen toe te voegen.
Om een aanpassingslaag te maken, klik je de knop “Aanpassingslaag maken” bovenaan het lagenpaneel. In het drop-downmenu dat verschijnt, hebben we bovenaan drie “Opvullagen”, en eronder acht “Aanpassingslagen”.
Met opvullagen kunnen we een laag opvullen met een volle kleur, een verloop van kleuren of een patroon. Met een aanpassingslaag hebben we dus acht types:

  1. Niveaus Hiermee corrigeer je toonwaarden in de afbeelding.
  2. Helderheid/contrast Hiermee maak je de afbeelding lichter of donkerder.
  3. Kleurtoon/verzadiging Hiermee pas je kleuren in een afbeelding aan.
  4. Verloop toewijzen Hiermee wijs je pixels toe aan de kleur in het geselecteerde verloop.
  5. Fotofilter Hiermee kan je de kleurbalans en de kleurtemperatuur van de afbeelding aanpassen.
  6. Omkeren Met deze optie verkrijg je het effect van een fotonegatief door een negatief te maken op basis van de helderheidwaarden van de afbeelding.
  7. Drempel Hiermee geef je de afbeelding in zwart-wit weer, zonder grijstinten, zodat u de lichtste en donkerste gebieden kunt onderscheiden.
  8. Waarden beperken Hiermee geef je een foto een vlakke vormgeving die vergelijkbaar is met een poster door het aantal kleuren te verminderen.

In dit voorbeeld wil ik de hele foto zwart/wit, met uitzondering van het lieveheerbeestje. Dus ik klik de knop “Aanpassingslaag maken”, en kies de optie “Kleurtoon/verzadiging”.

Dit opent het dialoogvenster “Kleurtoon/verzadiging”.
Klik en sleep de “Verzadigingbalk” volledig naar links. Dit verwijdert de kleur uit onze foto.
Klik de knop OK.

In het lagenpaneel zie je nu de nieuwe aanpassingslaag. Deze bestaat uit twee delen, je hebt de laagminiatuur, en je hebt het laagmaskerminiatuur. Wens je wijzigingen aan te brengen aan de laag, dan dubbelklik je het icoontje “Laagminiatuur” in de aanpassingslaag. Dit zal terug het dialoogvenster “Kleurtoon/verzadiging” openen waar je wijzigingen in kunt aanbrengen.
Het tweede deel van een aanpassingslaag is het icoontje “Laagmaskerminiatuur”, in het kort “Laagmasker”.

Met het laagmasker voorkomen we dat delen van een laag of een gehele laag zichtbaar is. Met het masker kunnen we delen van het effect weergeven of verbergen. Wanneer een laagmasker helemaal wit is, wordt het aanpassingseffect toegepast op alle onderliggende lagen. Wil je het effect, in dit geval de kleuren zwart/wit, niet op bepaalde delen van de onderliggende laag of lagen toepassen, dan moet je dat gebied van het masker met zwart kleuren.
Maskers zijn uiteindelijk niet meer dan een geselecteerd gebied dat bestaat uit twee kleuren, zwart en wit, plus de tussenliggende grijswaarden. Wit is het geselecteerde deel, zwart is het niet geselecteerde deel. De tussenliggende grijswaarden zijn transparant, waar de hoeveelheid transparantie afhankelijk is van de helderheid van de grijswaarde.

In een masker zijn er slechts twee kleuren, je hebt zwart, of je hebt wit, plus de tussenliggende grijswaarden. Het gebied dat zwart is gekleurd toont de onderliggende laag, in dit geval de aanpassingslaag van het type “Kleurtoon/verzadiging” niet. Het gebied dat wit is gekleurd toont de onderliggende aanpassingslaag wel. De tussenliggende grijswaarden zijn transparant, waar de hoeveelheid transparantie afhankelijk is van de helderheid van de grijswaarde.

In dit voorbeeld wil ik het “jasje”, ik zal dat maar het jasje noemen, van het lieveheerbeestje in kleur. Al de rest mag zwart/wit blijven.
Selecteer het “Penseel” in de gereedschapwerkbalk. Stel de voorgrondkleur in op “Zwart”. De snelste manier hiervoor is te klikken op het kleine knopje “Standaard voor- en achtergrondkleur”. Meer over al die gereedschappen, en de voor- en achtergrondkleurinstellingen in een volgende les.
Klik en sleep over het gebied in de foto waarop je de aanpassingslaag niet wil toepassen. In dit geval dus het jasje van het lieveheerbeestje. Dit verwijderd de “Kleurtoon/verzadiging” in dat deel van de aanpassingslaag dat we zojuist hebben zwart hebben gekleurd. Je kan dit zien in het laagmaskerminiatuur in het lagenpaneel. Waar dit pictogram zwart ziet is de aanpassingslaag als het ware “weggegumt”, waar het pictogram wit is, is de aanpassingslaag nog steeds van toepassing.

Heb je te veel zwart ingekleurd, kan je dit wijzigen door de voorgrondkleur in te stellen op wit, en met het penseel over de te veel ingekleurde zwarte delen tekenen.

Om dit laagmaskerminiatuur vergroot te zien, klik je dit terwijl je de Alt-toets op je toetsenbord ingedrukt houdt.

Om terug te keren naar de foto, herhaal je deze handeling.

Formidabel U hebt Les 9 voltooid START VOLGENDE LES