Verplaatsen

Om lagen, selecties of paden te verplaatsen gebruiken we het gereedschap “Verplaatsen” (1).
Selecteer het gereedschap, of klik de toets M op je toetsenbord.

Onder de gereedschapskist hebben we een aantal optie (2).
Standaard is de optie “Laag” geselecteerd (a).
Wens jij echter een selectie of pad te verplaatsen kies je deze optie.

Onder deze hebben we twee aanvinkvakjes.
Met het eerste “Kies een laag of hulplijn” kun je elk object in elke laag verplaatsen.
Is de tweede optie geselecteerd, kun je enkel objecten in de geselecteerde laag verplaatsen.

Wanneer de eerste optie is geselecteerd en je beweegt je muisaanwijzer over een object in het documentvenster, dan zal deze wijzigen in een vierdelig pijltje (3) wanneer ook deze laag is geselecteerd in het lagenvenster.
Beweeg je echter je muisaanwijzer over een object in een laag die niet is geselecteerd in het lagenvenster, dan verschijnt er ook nog een hand-icoontje (4).
Dit is enkel om je duidelijk te maken dat het object dat je wil verplaatsen, zich niet in de actieve laag bevindt.

 

Tips

  1. Hou de spatiebalk op je toetsenbord ingedrukt wanneer je het hele documentvenster wil verplaatsen.
  2. Wens je een object slechts 1 pixel te verplaatsen gebruik je de pijltjes op je toetsenbord.
    Wens je deze met 25 pixels te verplaatsen hou je hierbij ook de Shift-toets op je toetsenbord ingedrukt.

 

Raster

Sommigen onder ons maken liever gebruik van een raster om de verschillende objecten uit te lijn in de afbeelding.
Om dit weer te geven klik je de knop “Beeld” in de menubalk, en kies je “Raster tonen” in het drop-downmenu. Elk vierkantje in het raster is 10 pixels bij 10 pixels groot.

Wens je dat de objecten die je verplaatst zich automatisch op een rasterlijn positioneren, klik je nogmaals op de knop “Beeld” in de menubalk, en kies je “Raster magnetisch” in het drop-downmenu.
Het raster hoeft niet zichtbaar te zijn om van deze optie gebruik te kunnen maken.

 

Wens je steeds in elk document het raster te tonen, klik je “Bewerken” in de menubalk, en klik je “Voorkeuren” in het drop-downmenu.

Kies het tabblad “Weergave” en selecteer het selectievakje “Raster tonen”.

 

Wens je de instellingen voor het raster te wijzigen selecteer je het tabblad “Standaard raster” en wijzig je de standaard opties. Allen lijken me duidelijk en hoeven geen verdere uitleg.

 

Roteren

Met het gereedschap “Roteren” kunnen we de actieve laag roteren, een selectie, of een pad.
Selecteer hiervoor het gereedschap, en klik in de afbeelding.
Dit opent het dialoogvenster “Draaien”.

In dit dialoogvenster kun je de draaicirkel en het draaipunt instellen.
Het draaipunt (1) kun je ook wijzigen in de afbeelding, door dit te klikken en te verplaatsen.
Door te klikken en te slepen in de afbeelding kun je het geselecteerde draaien (2).

Formidabel U hebt Les 22 voltooid START VOLGENDE LES