Office 2010 - PowerPoint

Les 47: Diamodel (2)

47/59 Lessen 

Een Diamodel bewerken

Een diamodel bestaat dus uit een “Master dia” (1), en verschillende onderliggende dia’s (2).
Brengen we een wijziging aan in de “Master dia”, dan wordt deze wijziging toegepast op alle dia’s in onze voorstelling.
Brengen we een wijziging aan in een “Onderliggende dia”, dan wordt deze toegepast op alle dia’s in onze voorstelling, die zijn gemaakt op basis van deze dia.
Dit had ik dus reeds verteld in de vorige les, maar om dit alles wat te verduidelijken zal ik hiervan een voorbeeld geven.

Het doel van dit voorbeeld is, mijn logo invoegen in alle dia’s van mijn voorstelling.

Om te beginnen open ik dus de modelweergave.
Ik kies het tabblad “Beeld” in het lint, en klik de knop “Diamodel”.
Ik selecteer de bovenste dia, de “Master dia” dus, in het deelvenster en selecteer het tabblad “Invoegen” in het lint.

Ik klik de knop “Afbeelding”, en in het dialoogvenster “Afbeelding invoegen” dat verschijnt navigeer ik naar de map waar het logo staat.
Ik selecteer het, en klik de knop “Invoegen”.

Deze wijziging wordt toegepast op alle dia’s in de voorstelling:

 

Stel dat ik het logo had ingevoegd op een onderliggende dia “Inhoud met bijschrift”, dan zou dit logo enkel worden ingevoegd op de dia’s die gebaseerd zijn op deze onderliggende dia.

En dit is voor alles zo.

Had je bijvoorbeeld de opmaak van het Tijdelijke aanduidingvak “Titel” gewijzigd in het “Master” diamodel, naar bijvoorbeeld rood en vet, dan was deze titelopmaak gewijzigd in alle dia’s in de presentatie.

 

Onthoud dit:
wijzigingen aanbrengen in een diamodel, doe je enkel wanneer je de opmaak van meerdere dia’s wil wijzigen.

Formidabel U hebt Les 47 voltooid START VOLGENDE LES