Photoshop - CS5

Les 47: Lagen (2)

47/94 Lessen 

 

 

Selecteren

Een laag selecteren is een van de makkelijkste, maar vooral een van de belangrijkste vaardigheden in Photoshop. Heb je niet de juiste laag geselecteerd wanneer je deze bewerkt, of verplaatst, krijg je een resultaat dat je niet verwacht.
Dus de gouden raad van tante je weet wel, geef je lagen een toepasselijke naam.

Om een laag te selecteren, klik je deze in het deelvenster “Lagen”, dat had ik al verteld.
Wanneer een laag is geselecteerd, wordt deze voorzien van een blauwe achtergrond (1), en wordt de naam van de geselecteerde laag vermeld in de titelbalk van de afbeelding (2).

Om meerdere onder elkaar liggende lagen te selecteren, hou je de Shift-toets op je toetsenbord ingedrukt. Om meerdere niet onder elkaar liggende lagen te selecteren, hou je de Ctrl-toets op je toetsenbord ingedrukt. Waarom zou je meerdere lagen willen selecteren?
Bijvoorbeeld wanneer je deze samen wil verplaatsen, of wanneer je deze allen wil schalen, of wanneer je voor elke tekstlaag het lettertype wil wijzigen. Je ziet, redenen genoeg.

Heb je meerdere lagen geselecteerd waarvan je één wil deselecteren, hou je de Ctrl-toets op je toetsenbord ingedrukt terwijl je deze klikt.

Om vlug over te schakelen tussen een geselecteerd gereedschap in de gereedschapbalk en het gereedschap “Verplaatsen”, hou je tijdelijk de Ctrl-toets op je toetsenbord ingedrukt.
Om lagen meer precies te verplaatsen kun je gebruik maken van de pijltjestoetsen op je toetsenbord.
Per klik op een pijltjestoets wordt de laag één pixel verplaatst. Hou je hierbij de Shifttoets ingedrukt, wordt deze 10 pixels verplaatst.

Een andere manier om een laag te selecteren is door middel van de optie “Automatisch selecteren”.
Selecteer hiervoor eerst het gereedschap “Verplaatsen” in de gereedschapbalk.
Wanneer dit gereedschap is gekozen, vinden we in de optiebalk de optie “Automatisch selecteren”.
Wanneer je dit selecteert (1), en kiest voor “Laag” in het drop-downmenu (2), dan kun je door te klikken op een object in de afbeelding, de laag selecteren waarin zich dat object bevindt.
Let op! De optie “Automatisch selecteren” moet je terug uitschakelen, wanneer je deze niet meer wil gebruiken.
Om lagen met elkaar uit te lijnen gebruiken we de uitlijnknoppen (3) in de optiebalk.
Om de inhoud van verschillende lagen te transformeren, selecteer je het vakje “Besturingselemen. transformatie tonen” (4). Op deze manier kun je op een vrij vlugge manier de afmetingen van alle objecten in alle geselecteerde lagen, aanpassen.

Nog even over “Automatisch selecteren”.
Een vluggere manier om van de optie “Automatisch selecteren” gebruik te maken, is de Ctrl-toets op je toetsenbord te klikken. Enige vereiste is dat het gereedschap “verplaatsen” is geselecteerd.
Voordeel hiervan is dat je de optie niet steeds moet uitschakelen, wanneer je er geen gebruik meer van wenst te maken.

Een andere manier om lagen te selecteren is door gebruik te maken van de optie “Vergelijkbare lagen”. Deze optie vind je onder de knop “Selecteren” in de menubalk.
Wat deze doet is, het selecteert alle lagen van hetzelfde type in het deelvenster “Lagen”.
Bijvoorbeeld. Is er een tekstlaag geselecteerd en klik je deze optie, zal het alle tekstlagen selecteren in je afbeelding.

TIP
Wanneer je werkt met tientallen lagen, kan het wel eens moeilijk worden de juiste laag te selecteren.
Hiervoor is een oplossing.
Rechtsklik in de afbeelding, en Photoshop zal je een lijstje tonen met alle lagen die zich onder je muisaanwijzer bevinden.
Selecteer de laag in het lijstje.

 

Verwijderen

Om een laag te verwijderen kun je deze naar het vuilbak-icoontje slepen, in de menubalk onderaan het deelvenster “Lagen”.
Een andere manier is de laag eerst verbergen, je weet wel, door het oogicoontje te klikken.
Vervolgens klik je op “Laag” in de menubalk, je kiest voor “Verwijderen” in het drop-downmenu, en je klikt op “Verborgen lagen”. Dit zal alle lagen verwijderen die zijn verborgen.
Nog een manier is de laag te selecteren, en de Delete-toets op je toetsenbord te klikken.
Opgelet, op deze manier zal je geen waarschuwing krijgen. De enige manier om deze terug te plaatsen is de knop “Bewerken” in de menubalk te klikken en te kiezen voor “Ongedaan maken…” in het drop-downmenu, of door middel van het deelvenster “Historie”.

 

Stapelorde wijzigen

Om de stapelorde van een laag te wijzigen, klik en sleep je deze in het deelvenster “Lagen” naar de gewenste positie.
Wanneer de rand van de versleepte laag donkerder wordt, laat je de muisaanwijzer los.
De enige laag die je niet kunt verplaatsen is de achtergrondlaag. Wens je deze toch te verplaatsen moet je er eerst een ‘normale’ laag van maken.
Hoe je dat doet heb ik je reeds verteld in een vorige les.

Een andere manier is de laag te selecteren, te klikken in de menubalk op de knop “Laag”, vervolgens te kiezen voor “Ordenen” in het drop-downmenu, en te klikken op de optie die je wenst uit te voeren.
“Naar voren” brengt deze een laag naar boven, “Naar onder” een laag naar beneden.
De opties “Op voorgrond” en “Op achtergrond” lijken me wel duidelijk.
En de optie “Omkeren” zal de stapelvolgorde van de geselecteerde lagen omkeren. Hiervoor moeten er natuurlijk minstens twee lagen zijn geselecteerd.
De sneltoetscombinaties voor deze handelingen kun je zien in onderstaande afbeelding.

Formidabel U hebt Les 47 voltooid START VOLGENDE LES