Office 2010 - Excel

Les 49: Grafieken (3)

49/87 Lessen 

Legenda verplaatsen

Wanneer we een grafiek aanmaken, wordt de legenda standaard aan de rechterzijde van de grafiek geplaatst. Willen we dit wijzigen selecteren we eerst de grafiek, en klikken we de knop “Legenda”, in het tabblad “Indeling” in de sectie “Hulpmiddelen voor grafieken”.

Dit opent een drop-downmenu met zeven keuzes. Deze lijken me allen heel duidelijk en hoeven verder geen commentaar.

Door te klikken op het onderste item “Meer opties voor legenda…”, kunnen we ook hier een heel aantal instellingen ingeven voor de opmaak van onze legenda. Veel te veel om op te noemen.

 

Gegevenslabels

Afhankelijk van de gegevens in onze grafiek, kan het wel eens handig zijn om gegevenslabels in te voegen.

Klik hiervoor op de knop “Gegevenslabels”, in het tabblad “Indeling” in de sectie “Hulpmiddelen voor grafieken”.

Kies één van de opties in het drop-downmenu.
De opties in het drop-downmenu zijn afhankelijk van het gekozen grafiektype.

Ook hier hebben we een groot aantal mogelijkheden onder de keuze “Meer opties voor gegevenslabels…”

 

Gegevenstabel

We hebben de mogelijkheid om onze gegevenstabel toe te voegen aan onze grafiek.

Of deze grafiek nu in het gegevenswerkblad staat of in z’n eigen werkblad, dat maakt niet uit.

Klik hiervoor op de knop “Gegevenstabel”, in het tabblad “Indeling” in de sectie “Hulpmiddelen voor grafieken”.

In het Gegevenstabel drop-downmenu vinden we drie opties:
Geen, Gegevenstabel weergeven, en Gegevenstabel met legendasleutels weergeven.
De gegevenstabel wordt geplaatst onder de grafiek.

Een gegevenstabel kan enkel worden toegevoegd aan Kolom-, Lijn-, Staaf- en Vlakgrafieken.

 

Grafiekassen wijzigen

Door te klikken op de knop “Assen”, in het tabblad “Indeling” in de sectie “Hulpmiddelen voor grafieken”, kunnen we de weergave van de verticale as (Y-as) en de horizontale as (X-as) wijzigen, zelfs verbergen.

Voor de horizontale as hebben we vier opties.
Voor de verticale as hebben we zes opties.
Deze lijken me allen duidelijk.

 

Rasterlijnen toevoegen en verwijderen

Standaard worden verticale rasterlijnen toegevoegd in onze grafiek.
Door te klikken op de knop “Rasterlijnen”, in het tabblad “Indeling” in de sectie “Hulpmiddelen voor grafieken”, kunnen we zowel verticale als horizontale rasterlijnen toevoegen of verwijderen.

 

Opmaken van grafiekitems

Om een item uit de grafiek op te maken, selecteer je eerst het item.

Selecteer het tabblad “Opmaak” in de sectie “Hulpmiddelen voor grafieken”.

In het tabblad “Opmaak” beschikken we over vijf groepen:

  1. Huidige selectie
    In de groep “Huidige selectie” kunnen we het item selecteren, door op het naar benedenwijzend pijltje te klikken. Dit opent een drop-downmenu waarin al onze items uit onze grafiek staan vermeld.
  2. Vormstijlen
  3. Stijlen voor WordArt
  4. Schikken
  5. Grootte

De opmaak uit de groepen “Vormstijlen” en “Stijlen voor WordArt” beschikken over de functie Live-voorbeelden. Dit is niet zo wanneer de grafiek in z’n eigen werkblad staat.

 

Grafiek verwijderen

Om een grafiek te verwijderen, selecteer je de grafiek, en druk je Deleteknop op je toetsenbord.

Om een grafiek te verwijderen dat in een nieuw werkblad staat, rechtsklik je het tabblad, en kies je “Verwijderen”. Excel zal je vragen of je hiervan wel zeker bent, éénmaal het is verwijderd kan je niet meer terug, ook niet met de knop “Ongedaan maken”.

 

Grafiek printen

Wanneer we enkel de grafiek willen afdrukken die zich in het werkblad bevindt van onze gegevens, selecteren we eerst de grafiek, en vervolgens navigeren we naar de “Backstage” weergave (1).
In het middelste gedeelte vinden we een aantal opties die we kunnen instellen (2).
Aan de rechterzijde vinden we een voorbeeld (3).
En ben je tevreden, klik je de kop “Afdrukken” (4).

 

Willen we een grafiek afdrukken die zich in z’n eigenwerkblad bevindt, open je eerst het werkblad, en volg je daarna dezelfde handelingen dan hierboven

Formidabel U hebt Les 49 voltooid START VOLGENDE LES